In Trouw vond ik een analyse van de verkiezingsuitslag van 21 maart jl. Ik knip en plak wat.


Maar zo eenvoudig is het toch niet. Niet alle steden kunnen over één kam geschoren worden, blijkt uit de uitslagen van woensdag. Zelfs de Randstad blijkt niet één geheel: in de noordelijke Randstad (Haarlem-Zaanstad-Amsterdam-Utrecht ) viel de kiezersvoorkeur anders uit dan in de zuidelijke vleugel. In Amsterdam haalden GroenLinks en D66 samen 35 procent, in Utrecht zelfs 43. Daar steken de percentages in Den Haag (23) en Rotterdam (19) mager bij af.

De scheidslijn blijkt anders te liggen. GroenLinks deed het behalve in in Amsterdam en Utrecht ook goed in andere universiteitssteden: de grootste in Nijmegen, Delft en Wageningen, op een haar na de grootste in Maastricht en Eindhoven. Dat duidt op een ander doorslaggevend gegeven: opleidingsniveau. Hoe meer hoogopgeleiden (hbo of wo), hoe groter de kansen voor GroenLinks en D66. Kijk naar de vier grote steden: in Utrecht is 51 procent van de bewoners hoogopgeleid, in Amsterdam 44, in Den Haag 34 en in Rotterdam 29.

Nee, voor iemand als De Voogd zijn de uitslagen van woensdag niet verrassend. Pak de kaart met gemeenten met de meeste hoogopgeleiden erbij, leg die van de hoogste inkomens ernaast en het patroon tekent zich al af. De kaart die de leeftijdsopbouw weergeeft, voegt er nog iets aan toe: waar de bevolking minder vergrijsd is, wordt net iets meer voor GroenLinks en D66 gekozen. Alle gemeenten waar GroenLinks nu de grootste is, liggen trouwens in die brede strook kennisland – behalve Helmond.

Van scherpe tweedelingen is nog geen sprake, stelt De Voogd. Maar net als Jan Latten waarschuwt hij wel. Zeker als verschillende scheidslijnen gaan samenvallen – geografisch en wat opleiding en inkomen betreft bijvoorbeeld – verdwijnt het begrip dat bevolkingsgroepen voor elkaar kunnen opbrengen.


Interessant, maar ook gelijk een waarschuwing. Roosendaal krijgt er binnenkort een HBO-opleiding bij. Wie weet wat dat voor de volgende verkiezingen betekent....